In het Nederlands voetbal kennen we sinds 2003 een voortdurend grasprobleem. Steeds meer clubs zijn op kunstgras gaan voetballen en volgens tegenstanders leidt dat tot meer blessures, competitievervalsing en meer achterstand op buitenlandse teams. Voorstanders wijzen op het feit dat er bijna altijd op kunstgras gespeeld kan worden, er geen putten en kuilen ontstaan en dat het een goedkoper en langer houdbaar alternatief is voor echt gras met veldverwarming. Omdat deze uitspraken vooral op gevoel zijn gemaakt, drongen de clubs en de KNVB aan op wetenschappelijk onderzoek en die uitkomst is afgelopen donderdag bekend gemaakt in een heus kunstgrascongres op Papendal.
En inderdaad, die uitkomst leidde tot de conclusie dat het qua uitslagen, gele en rode kaarten en blessures allemaal niets uitmaakt of er op gras of het gehate kunstgras wordt gespeeld. De meningen over het kunstgras blijven echter zeer verdeeld. Martin van Geel klaagde steen en been, want als grootste tegenstander voetbalt Feyenoord in alle geledingen op gewoon gras. Marcel Brands van PSV matigde zijn tegengeluid nu wetenschappelijk was aangetoond dat er geen verschil was en hij hybride gras gezien had dat voor slechts tien procent uit kunstgras bestaat en dus bijna echt gras is. Jan Smit liep trots als een pauw als morele winnaar door de gangen en dat is niet toevallig zo. Smit is voorzitter van Heracles, de club die als eerste kunstgrasvelden heeft aangelegd. Hun hoofdsponsor is bovendien ook nog eens de belangrijkste kunstgrasleverancier in Nederland.
Dat Feyenoord, Heerenveen en De Graafschap tegen zijn, is zeer te begrijpen. Deze drie clubs spelen nog voor honderd procent op gewoon gras. Maar de meeste andere tegenstanders laten hun jeugdploegen wel op kunstgras trainen. Het wordt als opleidingsgras gezien, omdat het – behalve als het sneeuwt – altijd bespeelbaar is en niet zo makkelijk slijt als gewoon gras. Dan moet er ook niet over geklaagd worden, want als je iets doet, moet je het ook goed doen. Of iedereen op kunstgras of niemand. Bovendien spelen ook amateurvoetballers en de meeste Jupiler League clubs al op kunstgras. Dat kan in geval van promotie niet meteen even uit de grond gerukt worden en vervangen worden door echte graspollen of -zoden.
Grassprieten
In het buitenland en op EK’s en WK’s zullen we meer achterstand gaan oplopen door het opleiden en spelen op kunstgras. Er was tot dit jaar inderdaad nog altijd op natuurgras gespeeld, maar het WK damesvoetbal in Canada is al op kunstgras gespeeld, omdat het daar heersende klimaat topnatuurgras niet mogelijk maakt. De FIFA heeft bovendien bij monde van de secretaris-generaal in 2014 al gezegd dat het goed zou zijn de het mannen WK ook op kunstgras zou worden gespeeld, omdat dat veld gelijke omstandigheden meer mogelijk zou maken. Helaas voor de voorstanders en de FIFA en gelukkig voor de tegenstanders hebben contractuele verplichtingen met de organisaties van de WK om op natuurgras te spelen ertoe geleid, dat het eerste WK op kunstgras pas in 2026 kan plaatsvinden. Maar of het verschil in gras echt iets met de hogere achterstand te maken heeft, valt te betwijfelen. Veel van onze profs spelen op natuurgras en hun speltechnische kwaliteiten zijn er in de loop der jaren nu ook niet bepaald op vooruit gegaan.
Met de wetenschappelijke studie en hun uitkomsten in het achterhoofd bedienen de tegenstanders zich van onterechte aannames. Omdat de verdeeldheid over kunstgras nog diep tussen de oren zit, zal het gezeur blijven aanhouden. Hopelijk wijzen de komende tegenonderzoeken hetzelfde uit als dit onderzoek, verstomt het gezeur en gaat het gesprek weer over het voetbal zelf!